"De jonge componiste Mathilde Wantenaar imponeerde met een kort werk voor het Groot Omroepkoor. Haar precieze muziek vergrootte de zeggingskracht van Gorters gedicht.
[...]
Het gedicht komt uit Gorters sensitivistische bundel Verzen uit 1890. Wantenaar voelde zich aangetrokken door ‘de verstilling, de gelaagdheid, het beeldende, het ongrijpbare en het vergankelijke’ ervan – dat is nogal wat, maar het is tegelijkertijd heel precies gezegd. Wantenaars al even precieze muziek begint vanuit liggende akkoorden die een bitter-weemoedige sfeer oproepen. Kleine bewegingen binnen die akkoorden brengen reliëf aan en zorgen voor voorwaartse impulsen. De kalme, bespiegelende voortgang breekt af en toe open in avontuurlijke klankbloemen (op ‘elkander’, op ‘ver’), om dan weer terug te zakken.
Het knappe is dat Wantenaars muziek de zeggingskracht van Gorters poëzie vergroot, het gedicht op onnadrukkelijke wijze sterker maakt. Een zinnetje als ‘mijn oogen branden omhoog’ zou je pathetisch kunnen noemen, maar met een elegante opwaartse zwier van herhaling en imitatie, ingezet vanuit de bassen, creëert Wantenaar juist een indringe nd, pathosvrij klankbeeld. Haar visie op de woorden is steeds doorwrocht en ze heeft die visie met trefzekere hand omgezet in muziek. Haar technische beheersing is evident; indrukwekkender nog is het onderkoelde gevoel voor dramaturgie, waarmee ze haar luisteraar bijna achteloos vervoert. Zo heeft Wantenaar met het beknopte Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken een nagenoeg volmaakt werk afgeleverd."
Comments